maandag 4 november 2013

Dag Vier

Een bijdrage van Firma Fluitekruid
Inmiddels zijn we alweer aangeland bij Dag 4 van de Geefmaand. En ik moet bekennen: zo makkelijk als het geven me in oktober afging, zo moeilijk valt het me nu. Ik voel me gammel, grieperig, hormonaal, zielig, verongelijkt, kortom: het schaarste-denken overheerst.

Als ik ’s morgens wakker word met nog steeds diezelfde gierende wind en zeikregen, heb ik al meteen een heleboel gezellige gedachten, variërend van:
 ‘Je zult zien dat de dijken gaan breken, we zijn gek dat we hier blijven wonen onder die enge stijgende zeespiegel , we moeten maken dat we hier weg komen!’ ‘,  tot:
 ‘Alweer een zomer voorbij, het jaar is ook alweer bijna om, voor je het weet ben ik 65 en straks is er voor mij niet eens pensioen, en eet ik alleen nog maar uit vuilnisbakken.’



En vanuit zo’n modus moet je dan de dag beginnen en andere mensen blij gaan maken…
Best een uitdaging.

(Overigens weet ik heus wel  dat ik helemaal niet als 65-jarige uit vuilnisbakken kán eten, als Nederland dan toch allang door de zee verzwolgen is, dus ik maak me natuurlijk zorgen om niks. Maar toch.)

Ik merk dat ik me mezelf er gedurende de dag steeds aan moet blijven herinneren: ‘Fluitekruid, kijk om je heen. Het is Geefmaand!’  Want diep van binnen is mijn eerste impuls dat ik vandaag vooral zelf niet wil worden overgeslagen, en dat de eerste de beste  die me daarbij in de weg staat, dikke vette ruzie krijgt.
Toch probeer ik het. Ik let erop dat ik in ieder geval de buschauffeur vriendelijk groet, dat is toch wel het minste wat ik kan doen?  De buschauffeur groet terug, maar kijkt chagrijnig. (Zie je? Je doet je best, maar een beetje dankbaarheid, ho maar…)

Een verstandelijk gehandicapte jongen stapt tegelijkertijd met me in de bus. Als we zitten, begint hij meteen honderduit tegen me te praten. Over hoe hij gevallen is met zijn fiets. Doordat een oude meneer niet uitkeek. En dat zijn trainingsbroek nu kapot is. Maar dat hij nou lekker wel een nieuwe trainingsbroek krijgt. En in de lente ook  een nieuwe fiets. Want zijn oude fiets is total loss. Daarom zit hij nu in de bus. Hij is extreem vrolijk, en ik kan er niets aan doen, maar juist dat contrast met mijn stemming werkt verschrikkelijk op mijn lachspieren. 
Okee, het is Geefmaand, dus daar gaan we: ik bied een luisterend oor, stel af en toe een vraag. En als ik bijna op mijn bestemming ben, vertel ik hem in een opwelling ook iets over mezelf. Dat ik er bij de volgende halte - de kinderboerderij - uit moet, omdat ik daar werk.
‘Moet je werken in de régen?’, vraagt hij bezorgd.
Hij kijkt helemaal opgelucht als ik zeg dat ik binnen ‘mag’ werken, omdat ik daar les geef.  Met echte dieren, zoals een konijn, een kikker en een slang.
‘Dat is altijd leuk!’, roepen twee kinderen achter ons. Ik herken twee kinderen die vaak komen, met school en hun ouders.  
Ik zeg ze allemaal gedag. Als de bus wegrijdt, maakt de jongen vanachter het beslagen raam nog een paar enorme zwaaibewegingen.Ik blijf achter met een brede grijns op mijn gezicht, en een warm gevoel in mijn hart. 

Tja, het is altijd de vraag wie er nu aan het Geven is. 
Dus geef ik die dag voor de zekerheid nog maar een paar kleine dingen:
- ik geef een geit een uitgebreide knuffel, en kriebel haar achter haar oortjes;



  - ik vraag eerst of ik mijn collega ergens mee kan helpen in plaats van meteen in mijn eigen werk op te gaan;
- ik neem een schoonmaakklus op me en zing intussen mee met de radio. 'Don’t worry, be happy’, draaien ze toevallig net. (Of mijn zangkunst nou zo'n geschenk is, is de vraag, maar hee, ik doe hier wel even zingend een rotklus, hè?)


Aan het eind van de middag ga ik met de tram naar huis. Door het gangpad loopt een jongen met een kartonnen beker: ‘Heeft u geld voor een slaapplek?’ Gek, dat zie je bijna nooit, bedelaars in de tram. Terwijl er allerlei gedachten door me heen gaan (‘Nou breekt mijn klomp, als DIT geen geefmoment is...  Tenminste…  Straks koopt hij er natuurlijk gewoon drugs van. Slaapplek, m’n zolen!  … Maar ja,  als hij straks high wordt en daar harstikke blij mee is, dan vindt hij dat zelf best wel een geschenk... O ja, dat is ook weer zo… Kan zijn, maar het gaat erom wat IK vind! … Nou ja, als het echt voor een slaapplek is wil ik hem wel helpen… O, ik heb geloof ik nog maar 35 cent. En drie witte broodjes, zonder beleg.  Misschien een beetje karig. Of zal ik…’ ), loopt  de jongen als een speer het gangpad door en de tram weer uit.
Te laat.
Ik moest er teveel over nadenken.


Mijn gedachten gaan daarna nog een tijdje door.  'Het vervelende in Rotterdam is dat je er bij bedelen meestal vrij zeker van kunt zijn dat het voor drugs is... Maar aan de andere kant: kom op zeg! De regen komt met bakken omlaag, en iemand zoekt een slaapplek! Het is Geefmaand, en ik laat hem lopen! Ik vraag me af wat de andere deelnemers van de Geefmaand zouden doen… Wat had ik nog meer kunnen doen, behalve die 35 cent geven, of die broodjes?'

Ineens zie ik voor me hoe ik die bedelaar meeneem naar het Hilton en een kamer met roomservice voor hem boek. Dat zou een waanzinnig mooi geschenk zijn geweest… Jammer genoeg ben ik niet zo rijk, maar alleen het verzinnen van dit soort plannen is al leuk.  Mijn eigen huis beschikbaar stellen zou nog nobeler zijn, maar helaas, zo goed van vertrouwen ben ik (nog?) niet.


De hele weg naar huis ben ik plannetjes aan het verzinnen. Hele goeie. Alvast voor de rest van de maand.
Related Posts Plugin for WordPress, Blogger...